Op 24 januari 2020 waren Willemijn van Noord, Karen Tessel en ik uitgenodigd bij Gie Tjin Kan in Rotterdam, om samen met haar, haar broers en haar voorouders Chinees Oudjaar te vieren. Want dit zou de laatste keer zijn dat het prachtige voorouderaltaar, dat door de familie Kan aan ons museum was geschonken, door de familie zelf gebruikt zou worden ter gelegenheid van het Chinese Nieuwjaarsfeest.
Centraal in de tentoonstelling Cadeau Hoezo? in Wereldmuseum Amsterdam (voorheen het Tropenmuseum) stond een fraai altaar, met een heerlijke maaltijd ervoor uitgestald. Voor wie is al dit lekkers, en waarom?
Oudejaarsavond
Om het nieuwe jaar te verwelkomen krijgen op de vooravond hiervan, Oudejaarsavond, de voorouders allerlei lekkers voorgeschoteld, als dank voor het afgelopen jaar en om bescherming te vragen voor het komende jaar.
Behalve wij, als vertegenwoordigers van het museum, waren uitgenodigd haar broer Sioe Yao Kan en zijn vrouw Ems, hun broer Bing en een goede vriend, die net als de familie Kan behoort tot de groep van Peranakan Chinezen. Dit zijn mensen met Chinese voorouders die in Indonesië zijn geboren en getogen en in de jaren 1970 naar Nederland verhuisden.
Bami en kue Cina
Net als vroeger in Indonesië bevatte de feestelijke maaltijd zowel Indonesische als Chinese gerechten. Gie Tjin heeft zoete kleefrijstkoeken, verpakt in bananenblad gemaakt, die kue Cina (Indonesisch voor Chinese cake) worden genoemd, maar eigenlijk, net als de Javaanse dodol, typisch Indonesisch zijn. Ook de Nederlandse spekkoek (in Indonesië kue lapis, laagjescake genoemd), is typisch voor Peranakan Chinezen. Behalve rijst had Gie Tjin ook een heerlijke bami gekookt, waarin zij naast allerlei groenten ook varkensvlees en gedroogde garnalen had verwerkt. De lange slierten van de mie hebben te maken met lang leven.
Ook mogen allerlei soorten vruchten niet ontbreken. De voorouders zijn bovendien dol op zoetigheid, dus op de altaartafel stonden kommetjes met jam, noga en chocola. En ze drinken hierbij graag thee. Bovendien houden ze van bloemen, vooral van orchideeën, en van kaarsen. De kaarsen waren vroeger in Indonesië wel drie meter hoog. Zij moeten altijd rood zijn, als kleur van geluk.
Uitnodigen van de voorouders
Nadat Gie Tjin de kaarsen op het altaar had aangestoken, nodigde zij de voorouders uit door buiten op het balkon een paar wierookstokjes aan te steken. Een van deze stokjes bleef buiten als een baken voor de laatkomers, want alle voorouders zijn de hele avond welkom. Staand voor het altaar dankte zij vervolgens namens de familie met de brandende wierook de voorouders voor het afgelopen jaar en sprak zij wensen uit voor het Nieuwe Jaar. Vervolgens plaatste ze de brandende stokjes in het wierookvat van het altaar, dat gevuld was met as van wierookstokjes die bij voorgaande gelegenheden waren gebrand. Tenslotte bracht zij een groet door te schudden met haar gesloten in elkaar gevouwen handen.
De rook van de wierook is een verschijningsvorm van de voorouders. Zolang er rook is zijn zij aanwezig. Toen de stokjes waren uitgebrand hadden de voorouders het lekkers tot zich genomen en mochten wij hiervan eten. Het voedsel was nu gezegend, en wij deelden dus deze bijzondere laatste offermaaltijd met de voorouders van de familie Kan. De zoete koeken en het fruit zouden blijven staan tot na Nieuwjaarsdag, voor het geval dat sommige voorouders dan nog terug zouden willen komen.
De voorouders van de familie Kan
Ook al zijn de voorouders na afloop van het ritueel weer opgestegen naar de hemel, toch blijven ze nauw verbonden met hun voorouderaltaar, door middel van de foto’s en schilderijen die naast het altaar zijn opgehangen en door de voorouder- of ziele-tabletten die in het altaarhuis, het belangrijkste gedeelte van het altaar staan. Dit zijn houten plankjes waarop hun namen, hun nakomelingen en hun geboorte- en sterfdata staan vermeld. Behalve het altaar heeft het museum ook deze tabletten en portretten van de voorouders van de familie Kan gekregen. Sommige voorouders bekleedden belangrijke posities.
Het voornaamste ziele-tablet is van Jo Heng Nio, de derde vrouw van de stamvader van de familie Kan, Kan Keng Tiong. Zij leefde van 1827 tot 1900 en zij was de bet-overgrootmoeder van Sioe Yao en Gie Tjin Kan. Zij was een zelfstandige vrouw, die na haar huwelijk haar eigen naam hield, en een eigen bedrijf bezat waarmee zij een groot vermogen opbouwde.
Han Oen Lee was de overgrootvader van Sioe Yao en Gie Tjin Kan. Hij was geboren in 1856 en overleed in 1893. Hij was Luitenant, hoofd van de Chinese gemeenschap, in Bekasi op Java.
De familie Kan was door huwelijken nauw verbonden met de families Han en Tan, dus in het voorouderaltaar zijn deze families alle drie vertegenwoordigd.
Op onderstaande stamboom van de familie zijn deze onderlinge relaties te zien. Deze stamboom met fotootjes van alle voorouders werd bij rituelen en offermaaltijden naast het altaarhuisje gezet, zodat niemand zou worden vergeten.
Ook Tan Goan Piauw, eveneens de overgrootvader van Sioe Yao en Gie Tjin Kan, was Luitenant der Chinezen, nl. in Buitenzorg (Bogor), van 1865-1878. Vervolgens werd hij in Buitenzorg Kapitein der Chinezen (1878-1883) en Kapitein titulair van 1883-1889. Tan Goan Piauw overleed in 1889. Hij ontving van de Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië een mooi zilveren bord, als blijk van waardering voor de tijd dat hij Kapitein der Chinezen was. Vroeger in Indonesië werd dit bord gebruikt voor de offermaaltijd op het voorouderaltaar.
Tan Goan Piauw was gehuwd met Thung Leng Nio (7095-6). Zij werd geboren op 15-02-1839 en zij overleed op 14-12-1928.
Hun zoon Tan Tjoen Lee, grootvader van Sioe Yao en Gie Tjin Kan, leefde van 1875 – 1935.
De bovenstaande drie portretten zijn ook te zien op onderstaande foto van het altaar toen het zich nog in Jakarta bevond.
In 1971 vertrok de familie Kan naar Nederland. De familie heeft veel moeite gedaan om het voorouderaltaar mee te nemen, om zo hun voorouders te kunnen blijven gedenken. Omdat Sioe Yao en Gie Tjin Kan geen nakomelingen hebben, hebben zij hun altaar aan het museum geschonken. Net als het bruidskostuum (zie Wereldverhaal Chinees huwelijksgeluk in Indonesie) van de familie is het altaar een prachtig voorbeeld van erfgoed van de Peranakan Chinezen in Indonesië, dat in het museum goed zal worden bewaard en getoond. En de voorouders en hun verhalen worden niet vergeten. De familie Kan heeft hiermee Ver vooruit gezien.
Maar Gie Tjin heeft nog wel een van de wierookvaten met as van vorige rituelen bewaard, en een aantal foto’s van overleden familieleden, om op Chinees Oud- en Nieuwjaar de voorouders te kunnen blijven bedanken. Voor 31 januari 2022 heeft zij de spekkoek al in huis gehaald, en zij zal wederom een heerlijke bami koken!
--------------
Wil je zien hoe dit ritueel met de familie Kan op oudejaarsavond 2020 werd uitgevoerd, bekijk dan deze video.
Houd onze website in de gaten want we gaan nog meer interessante wereldverhalen delen. In februari kun je bijvoorbeeld lezen welke gerechten mensen in en uit China speciaal voor de feestdagen klaar maken. Later in het jaar kun je meer lezen over de betekenis van de verschillende onderdelen van dit voorouderaltaar en haar geschiedenis.
Ook kun je de website van de familie Kan bezoeken en verhalen over dit voorouderaltaar en andere verhalen van de familie Kan-Han-Tan lezen: https://www.kanhantan.nl/index.html