Doe het bloem, bakpoeder, zout en de stukjes boter in een beslagkom. Knijp met je handen door de bloem de blokjes boter fijn.
Voeg geleidelijk steeds wat kokosmelk toe en kneed het met je handen tot een stevige massa. Het deeg hoort wat plakkerig te zijn. Je hoeft het niet lang te kneden.
Verdeel het deeg in 5 gelijke stukken. Strooi wat bloem op het oppervlak waar je het deeg gaat uitrollen.
Rol een stuk deeg met een deegroller uit tot een ronde cirkel. Zorg dat het niet te dun wordt, anders scheurt het wanneer de vulling erin zit.
Pak het bord en leg de uitgerolde deegcirkel erop. Als er wat deeg over de rand valt kan je dat met een mesje wegsnijden.
Doe 2 à 3 eetlepels van de afgekoelde vulling in het midden van de deegcirkel. Er moet wat ruimte rondom de vulling overblijven.
Maak de randen van het deeg nat met water zodat je het dicht kunt plakken. Vouw het deeg dubbel, zodat de vorm van een halve maan ontstaat.
De randen kun je met de bolle kant van de vork dichtdrukken zodat je streepjes op de rand krijgt.
Prik met een vork wat gaatjes in de bovenkant, zodat de hete lucht straks kan ontsnappen.