
Toen Hanuman nog een baby’tje was had hij altijd honger. Zijn moeder gaf hem van alles maar nooit was het genoeg. Op een dag zag Hanuman de zon opkomen. Hij keek naar die mooie, gele, bol en hij dacht dat het een sappige sinaasappel was! Omdat Hanuman een god was, kon hij dingen die gewone apen niet kunnen. Zo kon Hanuman vliegen en hij besloot om naar de zon te vliegen, zodat hij er een hapje van kon nemen… Alleen bleef de zon niet stil staan. Hanuman bleef vliegen en probeerde dichterbij te komen. Onderweg kwam hij Indra tegen. Indra was de god van de regen en het onweer. ‘Wat doe je?’ vroeg Indra. En Hanuman zei: ‘Ik ben op weg naar die lekkere gele bol. Ik wil daar een hapje van nemen, want ik heb zo’n honger!’ ‘Maar dat mag zo maar niet’, zei Indra en hij jaagde Hanuman weg door bliksem naar hem te gooien. Hanuman werd geraakt door de bliksem…
De vader van Hanuman werd zo boos en verdrietig dat hij alle zuurstof op aarde weg nam. Daarop haastte Indra zich om te zeggen dat hij er spijt van had. Om het weer goed te maken, gaf Indra vele bijzondere gaven aan Hanuman. Zo werd hij onoverwinnelijk, onsterfelijk en supersterk.