Met deze publicatie willen we de aandacht vestigen op materiële beschouwingen in de hedendaagse museale praktijk, die de basis vormen voor veel van de bijdragen door diverse erfgoedprofessionals. De hoofdstukken gaan in op de vraag hoe musea ontzamelen moeten benaderen en onderzoeken de mogelijke toekomst die objecten te wachten staat als ze eenmaal uit de collectie zijn verwijderd. Wanneer een museum objecten uit zijn collectie afstoot, moet het over hun lot beslissen. En, zoals elke museumprofessional zal beamen, wordt de beslissing om objecten te ontzamelen nooit lichtvaardig of ondoordacht genomen.
De aanleiding voor deze publicatie is een zeer opmerkelijk geval van afstoting, dat betrekking heeft op het Museum Nusantara in Delft. In Nederland, net als in andere delen van Europa, is het debat over wat er moet gebeuren met objecten die zijn verzameld tijdens de koloniale periode waarschijnlijk intenser en politieker dan op enig ander moment in de recente geschiedenis. Het in onbruik raken van een collectie zoals die van het Museum Nusantara roept dan ook grote vragen op over hoe het koloniale verleden het heden blijft beïnvloeden, hoe koloniale relaties de materiële cultuur in musea hebben gevormd en hoe kolonialisme museumstructuren in het algemeen heeft gevormd.
Hoewel de publicatie tot stand kwam naar aanleiding van deze specifieke casus, wil het een algemeen kader bieden voor processen van herzamelen en herbestemmen van om het even welke collectie. In de erfgoedsector wordt best erkend dat ook ontzamelen deel uitmaakt van modern collectiebeheer. Maar hoe komt het dan dat er zo weinig wordt afgestoten? En als je het wél doet, waar heb je dan mee te maken? Welke ethische vraagstukken kom je tegen, hoe bepaal je de culturele waarde van de te ontzamelen objecten, wat doe je als ze oorspronkelijk door particulieren zijn geschonken? Opvallend genoeg is het voor de meeste musea een tamelijk onbekend terrein.